mijn verlof

Zalig... Verlof ... eindelijk





Dit jaar zou mijn verlof onmiddellijk starten met het hoogtepunt : een weekje Pyreneeën. Vertrekkende van de zee, was dat inderdaad hoog, maar niet te hoog gegrepen.  Zenuwachtig ? Nee, waarom, das een dagje slapen in de auto en voor mijn prakje werd gezorgd.

Nu die 1100 km slapen in een auto, dat bleef wel in mijn pels hangen.… Maar daags nadien werd alle ellende beloond. Alles overtrof wat ik gelezen had over mijn bestemming (een erg afgelegen B&B) : de kip was er, de bergen, de hond, de schapen, de padden in een poel, het zwembad... Alles tenzij de kat, die was nog op jacht, zo had hij iedereen toch ‘s avonds voordien wijsgemaakt. Alle waren uiterst enthousiast mij te mogen begroeten. Le nouveau Watson est arrivé, enfin. De beren, die waren te schuw, ik heb ze nooit te zien gekregen.

Toch een luxe zo’n natuur : zo fris, geen auto’s, geen fabrieken, getoeter, gekrijs, buren, telefoons... Enkel mezelf en de rest van de wereld. Eerst een fiks ontbijt om nadien mezelf te gaan voorstellen en iedereen onmiddellijk duidelijk maken dat dit paradijs voortaan een nieuwe leider zou hebben, die met billijke rechtvaardigheid en welwillendheid eenieder zou aanvaarden.

Een van de eerste uitstappen bracht me naar Andorra.  Het leek me een mysterieuze bestemming, hoog in de bergen, aan de Spaanse grens, zonder belastingen. Een paradijs, zo werd beweerd. 

Hoog, dat vertaalde zich in een lange klim, nevel en mistregen. Aan de grens begreep ik alras wat Spaans betekent : lachen leek hier verboden, grapjes de grootste ketterij. Mijn olijke lach werd steevast afgesnauwd met een bitse “OLLA”.  Ik zweer u, er is maar één oplossing : devoot de staart tussen de poten houden en in het gelid lopen. Ik zal wel later eens verder vertellen over de Heilige Inquistitie & hoe een pril doch dreigend losbandig leven in de kiem gesmoord kan worden met een Spaans huwelijk.

Andorra, zelf ? 

Winkels en kappers. Ik dacht zelfs even dat het de hoofdstad der coiffeurs was. 

Ze hebben er bijzondere verkeerslichten voor de voetgangers. De seconden worden afgeteld eer het groen is. Eens zo ver : als de bliksem aan de overkant, of je wordt plat gereden.... Kunst, cultuur, een open geest ? Niets van gemerkt. Enkel een grauwe, alles omvattende consumptie onder het mom van een belastings-paradijs, waar de prijsvoordelen afgeroomd worden door de lokale handelaars. Geen armer volkje denkbaar. 

Daar in bergen, in Foix,  stonden ook overal verkeersborden die de doorgang van de Tour de France aankondigden. Die bende arrogante coureurs zouden die mooie natuur op stelten zetten ? Ooit van klein duimpje gehoord ? Van Watson ? Wel, 15 juli 2012 werd memorabel in de tour-geschiedenis 

Tot op vandaag zijn ze me nog steeds niet op het spoor… De stoefers. Ik heb niets tegen fietsers zoals de vriend van mijn baas, de fietsende confrater (cfr. mijn verhaal in Zeeland, wel tegen die bende fanatiekelingen, die zich volpompen met allerhande wespen, tot ze er geel van uitslaan, waarvoor eenieder moet wijken en wekenlang TV-gapen, terwijl ze janken voor het minste spijkertje.

Later, onder een zalige zuiders zon werd ik hartelijk verwelkomd door een gekke kunstenaar in  Perpignan en Narbonne. 




Prachtige steden, met kleine steegjes, waardoor( alweer) Spanjaarden met hun kleine auto’s schuren, alsof een of andere stier hen op de hielen zit.  Het leverde een waar duel op, alweer met een licht ontvlambare Catalaan, wanneer mijn baas het woord “idioot” liet vallen, nadat hij me met een ferme ruk tegen de gevel in veiligheid trok. Idioot is nu eenmaal een universeel begrip geworden.  Het bleef gelukkig bij woorden, waarbij ik uiteraard als zondebok diende. Tja, wat is nu het verschil tussen een idiote hond en een dito zuiderling ?  En ik werd beloond met pure gastronomie. O tempora, O mores : 







In dit verwoeste land van Catharen vindt je ook katholieke bolwerken. Gelet de geschiedenis, kan het niet anders dat deze wel zeer bloeiend zijn. Eens de concurrentie uitgeroeid, ontstaat een monopolie, dat schittert middenin de ruïnes van de opgeruimde tegenstrever.

Terwijl geloof taant, tiert de commerce blijkbaar welig. Die abdijen zijn echte multinationals, met gastenkamers, goeddraaiende shops, zelfs een selfservice cafetaria met een vermelding in de gault & millau (hoe ze dat voor elkaar kregen?), verplichte geleide bezoeken, en alwaar mijn soortgenoten, evenzeer wezens van de schepping, geacht worden in een smerig hok, zonder water, achter tralies op hun baas te wachten. 








Mijn idee hierover is nogal duidelijk.











Wat verder nog een abdij even hautain, waar ik evenmin welkom was, dit maal zelfs geen kot om me onschuldig zoals ik tot mijn veroordeling nog steeds ben, op te sluiten? Meer nog,  om vijf uur worden de bezoekers, uitgeschud de deur gewezen, en zijn ze klaar voor een potje voetballen. Gans  het stadje rook er naar ongewassen en bezweette mannen-lijven, vooral buiten de abdij in de duistere steegjes. Wat daar allemaal niet gebeurt ?



Hier vinden jullie meer foto's 

Nu huiswaarts, en route vers de nouvelles aventures... maar die zijn voor later i