nestor

Gisteren gingen mijn baas, mijn bazinneke en haar zoon uiteten met schoonvader. 
Een echte levensgenieter. Smikkelen en smullen, dat was zeker. 

De rakker, hij doet zich graag voor als een arme sukkelaar, terwijl hij mede dankzij zijn vroegere functies en taken, zeer goed de weg kent in de mensenwereld, zowel de profane als de geestelijke en alle geneugtes kent en proeft. Uit wel ingelichte bronnen weet ik dat hij een welkome gast is in de restaurants van Povorelo (vraiment, ç’est comme chez soi), bezigt hij het openbaar vervoer met een senioren pas, kent hij het Meer van Genève en omgeving als zijn broekzak, is fan van onze  Koningin en was ook bevriend met de Deken van Kortrijk, je weet wel hij die zich graag verkleedde als satan en spoorloos verdween, maar toch met zeer veel wierook begraven werd, terwijl elkeen angstvallig de offerblokken in het oog bleef houden en een meute triestige masochistische mannen achterliet. Niet het soort dat men ‘s nachts wilt tegenkomen, voor het overige uiteraard niets dan lof. 




We hebben over koetjes en kalfjes gebabbeld. Ik vernam vanuit mijn positie onder de tafel dat hij geen fan is van de NV-A, noch van mijn vriend en vennoot Alberrt. Hij denkt dat den Alberrt een wild dier is dat iedereen en alles op zijn weg in stukken scheurt en met huid en haar verslindt. Nu ja den Alberrt is niet altijd even zachtzinnig, misschien een geduchte vijand, doch steeds een goede vriend.  Van beter wetend, heb ik wijselijk mijn bek gehouden anders vangen we beiden nog de laag. Tja vechtpartijen en verbeteringsgestichten smeden nu eenmaal nauwe banden.
De NV-A zint ten onrechte op wraak gezien ze het ganse land moeten rechthouden terwijl ze niets te zeggen hebben. Car, l’union fait la force. De snodaard zouden onze Prinses Elisabeth verweesd achter willen laten.  Zodat ze zich nu reeds, spijts haar jeugdige leeftijd, reeds ernstige vragen stelt.




Uiteindelijk leerde ik nog veel bij over zijn favoriete reisbestemming : Cordon, een mooi dorpje nabij de Mont-Blanc.
Er zou daar een zetellift bestaan die je tot zeer hoog in het gebergte brengt. Op de eindbestemming dien je nog een trap met 36 treden te nemen om een adembenemend zicht te hebben. 
Het wordt hoog tijd dat ik kennis maak met een Sint-Bernardushond. 
Naar het schijnt lopen die daar ‘s winters rond met een tonnetje sterke drank, op zoek naar verloren gelopen toeristen. Klinkt erg romantisch, doch ik zou het anders opvatten. Wat als ik ‘s zomers, als het minder koud, nat en wit is, daar ergens op een zuidelijke Alpenweide geduldig wacht op zo’n hond, dat we eerst een paar weken in de Alpen ravotten, gemzen opjagen of toeristen terroriseren, ons ontfermend over hun overhaast achtergelaten proviand... Met wat geluk slaan ze op de vlucht, raken ze hun weg kwijt zodat we hun leven kunnen redden. Wat zullen ze dankbaar zijn ! Eens  door hun voorraden heen, zakken we op ons gemak af naar het dal en organiseren we toeristische tochten in de bergen. ‘s Winters hebben we verhalen zat om de laatste gasten te verblijden met onze woeste avonturen.
Zo ontstond ooit de Club Med. 
Met wat verbeelding beleef je nog iets !