London 2012


Jullie leesden ongetwijfeld reeds hoe ik mijn atletisch lijf trainde om goud te veroveren op de Olympische Spelen in London. Gewoon lopen, kilometer na kilometer, misschien wel met een wisselend ritme, maar gewoon kilometers vreten, das niets voor mij.
Hiervoor is mijn geest te onrustig en te briljant.







Als je aan de kust woont, loop je even goed langs het strand. Wat kom je tegen langs de vloedlijn ? Zeesterren ? Pff, die zijn zo passief en hebben geen gevoel voor humor. Kinderen, die zijn rap bang en je haalt er de kustwacht mee op je nek. Ik heb reeds een collectie GAS-boetes van Knokke tot De Panne.

Meeuwen, ja, die kun je opjagen. Echt fun én een uitdaging. Maar toch, met hun vlerken is dat zo’n ongelijke strijd dat je die steeds verliest. Net als je denkt hun staart te kunnen grijpen, vliegen die rotbeesten op en kun je niet volgen. Daar zit je dan puffend een aan de horizon verdwijnende meeuw na te staren... Na een eind heb je het wel begrepen en verlies je elke motivatie.

Ik vond er iets op. Tijdens een van mijn menige trainingen leerde ik een groep vissers kennen. Ruige manspersonen die weer en wind trotseren om van op het strand hun lijnen in zee te katapulteren in de hoop een ferme vis te vangen en zo hun gezin op een gratis feestmaal te verrassen. 

Ik vrees dat dit ritueel eerder een excuus is om eens een dagje, zonder gezeur, gejank, gevloek of verwijten samen met vrienden, in alle rust in de natuur te vertoeven om naderhand de wonderbaarlijke vangst te gaan vieren met tonnen, sloten, rivieren geestrijk vocht. Na deze voldoening en trots en gelaafde dorst zouden zij er wel opnieuw “tegen kunnen” en amorf zijn voor het gekrijs van hun vrouwen.

Die mannen zijn echt ruige zeebonken, zeer dik gekleed, met enorme snorren en vette petten, doch met een hart van goud. Eerst wat achterdochtig, maar toch geamuseerd met mijn verwoede pogingen om zo’n ellendige meeuw te vangen. Ik kreeg ze zo ver dat ze zelfs hun boterhammen met me deelden. In die sfeer van kameraadschap, waar alles gedeeld werd, dacht ik er goed aan te doen om hun wormen, die ze steeds genadeloos aan de haak van hun vislijn regen, levend te begraven. Tja, als de hongerigen (ik) gespijsd werden, en de dorstigen (de vissers) gelaafd, waarom de wormen (de bijna doden) niet begraven ?

Toen ze plots hun aas niet meer terugvonden, doch wel het massagraf en het zand aan mijn pootjes merkten, zette deze kudde walrussen zich roepend en tierend in beweging en zo ik merkte dat die kudde het op mij voorzien had, moest ik wel lopen voor mijn leven. 

Dan pas breek je snelheidsrecords...

Nu, echt effciënt was die training nu ook niet, maar deelnemen was belangrijker dan winnen en uiteindelijk mocht ik de ondertiteling van hun openingsshow verzorgen, en werd ik zo dan toch onsterfbaar.